NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONG VS. PREFERENTIËLE OORSPRONG
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen niet-preferentiële en preferentiële oorsprong.
NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONG
De niet-preferentiële oorsprong is onder meer van belang voor:
- Schorsingsmaatregelen
- Anti-dumpingmaatregelen
- Anti-subsidiemaatregelen
- Landbouwmaatregelen
Hierna komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- Hoofdlijnen niet-preferentiële oorsprongsregels
- Samenloop met preferentiële oorsprong
Hoofdlijnen niet-preferentiële oorsprongsregels
In artikel 60 tot en met 63 DWU en artikel 31 tot en met 36 GVo. DWU wordt nader ingegaan op de toepassing van de niet-preferentiële oorsprongsregels. De hoofdlijnen van de niet-preferentiële oorsprongsregels zijn de volgende:
Goederen zijn van niet-preferentiële oorsprong:
- Indien ze in een land of gebied “geheel en al zijn verkregen” of – (indien dit niet het geval is en gebruik is gemaakt van materialen uit een of meer andere landen)
- In het land van vervaardiging een toereikende (laatste ingrijpende) bewerking heeft plaatsgevonden.
Geheel en al verkregen
Onder geheel en al verkregen goederen wordt volgens artikel 31 GVo. DWU het volgende verstaan:
- In een land gewonnen minerale producten;
- In een land geoogste producten van het plantenrijk;
- In een land geboren en opgefokte levende dieren;
- Producten die afkomstig zijn van in een land gehouden levende dieren;
- Voortbrengselen van de in een land bedreven jacht en visserij;
- Producten van de zeevisserij en andere producten gewonnen door in dat land of gebied geregistreerde schepen die de vlag voeren van dat land of gebied uit de zee buiten de territoriale wateren van enig land;
- Goederen die aan boord van fabrieksschepen zijn verkregen of vervaardigd uit de producten van zeevisserij (zie 6) mits deze schepen in dat land of gebied zijn geregistreerd en de vlag van dat land of dat gebied voeren;
- Producten gewonnen van en uit de zeebodem, buiten de territoriale zee (dit geldt alleen als het land of gebied, met het oog op exploitatie, exclusieve rechten over deze zeebodem uitoefent);
- Uitval en afval afkomstig van fabrieksbewerkingen en van artikelen die niet meer in gebruik zijn, als zij in dat land of gebied zijn verzameld en slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen;
- Goederen die in een land of gebied uitsluitend zijn vervaardigd uit de onder 1. tot en met 9.. bedoelde producten.
Let op! Voor de toepassing van deze bepalingen worden onder het begrip land of gebied ook de territoriale wateren en de binnenwateren van het betreffende land of gebied begrepen.
Niet geheel en al verkregen
Voor goederen die niet geheel en al verkregen zijn verkregen gelden de volgende criteria om een product als van oorsprong te kunnen aanmerken:
- Als twee of meer landen bij de vervaardiging van een product betrokken zijn, is het product van oorsprong uit het land waar de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft plaatsgevonden;
- De be- of verwerking moet een economisch verantwoorde be- of verwerking zijn die heeft plaats gevonden in een onderneming die daarvoor is ingericht;
- De bewerking moet tot een geheel nieuw product hebben geleid, of een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigen.
(artikel 60, lid 2 DWU)
Of aan deze criteria is voldaan moet van geval tot geval worden beoordeeld.
Strikte criteria
In bijna alle gevallen zijn de preferentiële oorsprongscriteria strikter dan de niet-preferentiële oorsprongscriteria. Dat wil zeggen dat een product dat van oorsprong is in de zin van een preferentiële regeling, dat vrijwel automatisch ook is in de zin van een de niet-preferentiële oorsprongsbepalingen. Het omgekeerde komt zelden voor.
PREFERENTIËLE OORSPRONG
Algemeen: preferenties
De meeste preferentiële regelingen komen voort uit de verschillende overeenkomsten die zijn gesloten tussen de Europese Unie en derde landen waarbij een zogenaamde vrijhandelszone tot stand werd gebracht. Een vrijhandelszone wordt onder andere gekenmerkt door een vrij verkeer van goederen van oorsprong tussen de verdragsluitende partijen, zonder dat tegelijkertijd een gemeenschappelijk douanetarief op goederen uit derde landen wordt toegepast. Daarnaast kent de Europese Unie in een aantal gevallen autonoom – dus zonder dat daaraan een overeenkomst ten grondslag ligt – preferenties toe aan bepaalde begunstigde landen. Een vrijhandelsovereenkomst of autonome regeling omvat niet altijd alle producten. Per vrijhandelsovereenkomst of autonome regeling is bepaald welke producten in aanmerking komen voor preferenties en welke niet. Meestal zijn, – met name met het oog op het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie – landbouwproducten grotendeels uitgezonderd.
Verlaagde invoerrechten
Het hiervoor bedoelde vrije verkeer van goederen van oorsprong houdt niet altijd in dat voor de goederen de heffing van invoerrechten volledig achterwege kan worden gelaten. Er kan ook sprake zijn van de heffing van verlaagde invoerrechten. Dit geldt met name bij invoer uit de begunstigde landen in het kader van het Algemeen Preferentieel Systeem (APS) en soms – gedurende een overgangsperiode – voor bepaalde producten uit de landen waarmee recentelijk een vrijhandelsovereenkomst is gesloten. Bij de inwerkingtreding van de vrijhandelsovereenkomst is dan gedurende een bepaalde periode voorzien in een geleidelijke afbraak van de normaal geldende invoerrechten. Het tempo waarmee de afbraak binnen de Europese Unie plaatsvindt, kan verschillen van de snelheid die in het land van de andere verdragsluitende partij wordt toegepast.
Preferentiële regelingen
Het preferentiële stelsel van de Europese Unie is gebaseerd op de volgende vrijhandelsovereenkomsten en autonome regelingen:
Bovenstaand schema kunt u ook als pdf-bestand opvragen.
Bron tekst: Handboek Douane, hoofdstukken 7 en 8.